Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Het [4]leven heeft hij van U begeerd. [5]Gij hebt het hem gegeven; [6]lengte van dagen, eeuwiglijk en altoos. 4. Als hij vanwege zijn vijanden in doodsgevaar was. Versta, net Gods genadigen zegen; daarbij verg. hfdst.30 vs.6; Ps.133:3. 5. Anders, Gij hebt hem gegeven lengte van dagen, enz. 6. Dat is, een lang leven, verg. Deut.30:20. Dit ziet wel eensdeels naar het lichaam op David, die in goeden ouderdom is gestorven, maar strekt zich ook voorts op den Messias, Davids zaad naar het vlees, [zie Jes.53:1], en wijders op David en alle leden van Christus, ten aanzien dat zij door het geloof in Hem het eeuwige leven hebben.